Interviews

Jayh is te veelzijdig voor een popalbum

Vijf jaar zat er tussen Jayh’s vorige plaat Jayh Jawson en het nieuwe Ik Leef, maar de zanger begint zijn nieuwe album met een studioversie van het nummer waar hij zijn vorige plaat mee afsloot. En dus klinkt, als je hem afspeelt, meteen: “Ik houd mijn geest vrij. Ik beperk me niet tot de plaats waar ik woon, noch m’n naam, noch m’n leeftijd.”

De eerste zin van Ik Leef is zo’n beetje Jayh’s persoonlijke adagium. Vijf jaar is een hele poos, maar het gros van de tracks die het album rijk is, zijn de afgelopen maand geschreven. Als hij dat zo wil doen, dan doet hij dat zo. Ook als hij in de jaren ervoor een stuk of veertig popliedjes maakte die ongebruikt de ijskast in kunnen omdat ze niet geschikt voelen voor zijn nieuwe plaat.

Jayh vertelt het in restaurant The Lobby van Hotel V (Amsterdam Zuidoost), terwijl hij een hap neemt van zijn broodje gepocheerde ei met zalm. “Ik was twee jaar geleden gestart met het maken van een popalbum en het ging op zich wel lekker, maar ik had steeds het gevoel dat het niet af was. Ik had nog niet een thuisgevoel.” Dat gevoel kwam er alsnog toen hij ruim een maand geleden tien nieuwe tracks opnam, die het album in rap tempo tot een veelzijdig geheel maakten. “Ik wil niet in een sleur geraken, de persoon die ik ben is te veelzijdig om aan één stijl vast te houden. Ik heb geprobeerd een popalbum te maken, maar het is me niet gelukt, klaar.”

Je hoort het meteen terug op de plaat: Ik Leef schiet alle kanten uit. Het autobiografische nummer Volgende Stap, over zijn naderende vaderschap, staat haaks op de clubkraker Ballon met Broederliefde en SBMG. Precies zoals Jayh het wil hebben: niet rond, niet één stijl, gewoon van alles wat. “Daar kan ik zelf niet om heen, ben ik achter gekomen. Dus ik moet het volk leren dat dat is wie ik ben.” Grijnzend voegt hij toe: “Door ze dus continu op het verkeerde been te zetten..”

Zelfs binnen nummers valt Jayh niet te betrappen op het varen van één koers. Neem Waar Gaat Dit Heen, waarin hij op een dansbare beat een serieus verhaal vertelt over een jongen die verliefd is, het gevoel heeft dat hij in de friendzone belandt en daar onzeker is en niet over wil praten. Je zou er pianospel of een akoestische gitaar bij verwachten, in plaats van een dansbeat. “Dat doe ik expres, dat vind ik gewoon leuk.” Hij houdt bovendien niet van droevige liedjes. “Ik heb ooit Afslag geschreven en dat nummer is zó droevig, dat ik het nooit zou willen zingen – ik vind het gewoon naar. Ik duik er dan helemaal in en wil gewoon lekker blij zijn. Daarom staat er geen zeikliedje op m’n album.”

Jayh laat zich inspireren door grote artiesten van vroeger en nu. Vertel hem dat je in Alleen Maar Jou Doe Maar hoort en zijn ogen beginnen te twinkelen. “O, hell yeah! Door hen ben ik zwaar beïnvloed. Maar ook door bijvoorbeeld Herman van Veen. Hij is van invloed geweest op hoe ik mijn Nederlandstalige muziek benader, qua zangtechniek.” Met de typische Van Veenstem: “Spetter, spatter, spater, lekker in het water..” Ik doe het op mijn eigen manier, niet precies zoals hij, maar in Ik Leef, Alleen Maar Jou en Waar Gaat Dit Heen zit wel degelijk die techniek. Ik vind het tof om dat te laten horen en dat andere gasten dan denken: ik kan dat beter, ik ga het ook doen. Grijnzend en de schouders ophalend: “Dan krijg je evolutie in de muziek en heb ik m’n bijdrage geleverd.”

Ik Leef staat voor hoe blij Jayh is met het feit dat hij als artiest nog steeds meedoet, dat hij mag leven als muzikant. “Als ik zie wie van de artiesten die in mijn tijd zijn gestart nu qua muziekcarrière figuurlijk dood zijn, dan ben ik heel dankbaar dat ik nog mag doen wat ik doe en besef ik dat ik dat geluk heb. Ik werk er natuurlijk zelf ook voor, maar dat geldt voor die gasten ook.”

Jayh ziet de Nederlandse urbanscene wel hard groeien. Hij roemt Broederliefde, Jonna Fraser en Frenna. “Iedereen voegt zijn eigen verhaal toe, waardoor het zo veelzijdig wordt en het zóveel mensen aanspreekt. Het zijn niet alleen jongens uit de grote steden die nu van urban houden, het zijn ook de mensen in dorpjes of waar dan ook. Puur omdat er zoveel kleuren en smaken zijn.”

Bang om door de opstomende ‘concurrentie’ zijn muzikale relevantie te verliezen is hij niet. “Als ik afhankelijk zou zijn van wat een ander maakt dan was ik er nu niet meer. Als ik zou gaan proberen met anderen te concurreren dan zou ik het verliezen. Ik doe het helemaal zoals ik het zelf wil, dan blijf je het langst uniek, denk ik.”